Door Els van Wijngaarden
Woordkeuze doet ertoe. Zo zijn de meeste mensen het er wel over eens dat de term ‘dor hout’ ongepast en zelfs beledigend is voor ouderen. En er is een grote kans dat u woorden zoals negerzoenen, zwarte Piet en krankzinnigen niet (meer) gebruikt, terwijl velen deze benamingen jaren geleden zonder enige gêne in de mond namen.
Het ligt nog subtieler. Met woorden kunnen we iemand ten onrechte terugbrengen tot één kenmerk of eigenschap. Zo werden tijdens de coronaperiode ouderen vaak in één adem genoemd met kwetsbaarheid.
Ook in de projectaanvragen die we bij Fonds Sluyterman van Loo ontvangen, lees ik met enige regelmaat prachtige voorstellen die bedoeld zijn voor ‘dementerenden’, ‘eenzamen’ of ‘kwetsbare ouderen’.
Als je daar goed over nadenkt is dat best wel tenenkrommend. Wanneer we steevast over ouderen spreken als aparte, ‘kwetsbare’ en eenzame groep die beschermd moet worden, doet dat namelijk iets met de beeldvorming. Het is alsof iemand samenvalt met kwetsbaarheid of eenzaamheid.
Sterker nog, onbedoeld kan het leiden tot een vorm van ‘ageism’: het stigmatiseren van mensen op basis van hun leeftijd met stereotypen en vooroordelen. Ouderen worden dan (vaak onbewust) neergezet als een kwetsbare soort mensen waar goed voor ‘gezorgd’ moet worden. Daarmee doe je mensen tekort, je scheert een hele diverse groep over één kam, en je loopt het risico om te betuttelen.
Taal en woordkeus doen er dus toe! Met taal verhouden we ons tot elkaar, we geven woorden aan onze onderlinge relaties. Hoort iemand erbij, of is het een ‘vreemde’ ander? Vertellen we een verhaal over samen of heeft het een hoog wij-zij-gehalte? Taal heeft een scheppende kracht, in positieve maar ook in negatieve zin. Met woorden kunnen we troosten, groeten, verwelkomen en liefhebben. Maar woorden kunnen ook – net zo goed als blikken – vernietigend of zelfs dodelijk zijn.
In haar bundel ‘Doe het toch maar’ heeft dichter Babs Gons een prachtig pleidooi geschreven voor een inclusievere taal. Met verve pleit ze voor een taal die zich voortdurend bezint en ontwikkelt. Een taal die ruimte creëert en die zich van zogenaamde ‘achterstallige’ woorden ontdoet: woorden die niet meer voldoen, die hun zeggingskracht hebben verloren, of die simpelweg niet meer gepruimd worden, worden vervangen. Gons schrijft:
een taal als een herberg
woorden als waarden
die je ontvangen
na een lange reis
je zonder nadenken een maaltijd laten delen
ik wil een taal waarin
‘gewoon’ en ‘anders’
hun langste tijd hebben gehad
een zachte dood sterven
en niemand ooit meer
onzichtbaar kunnen maken
Ik lees haar aansporing om op je woorden te letten niet als een moralistisch vingertje maar als een wenkend perspectief. Een positieve uitnodiging om steeds weer te zoeken naar een gastvrije, aandachtige taal waarin we zo min mogelijk grenzen trekken. Niet op basis van verschil in cultuur, gender of religie, maar ook niet op basis van leeftijd.
Wat mij betreft is dat ook ons streven in hoe we over onze projecten schrijven en vertellen: streven naar een inclusieve, subtiele taal waarin we mensen recht doen, en hen niet reduceren tot eenzaamheid, kwetsbaarheid of een ziekte zoals dementie. Want woorden doen ertoe.
Deze blog werd geschreven door Els van Wijngaarden, Universitair hoofddocent en onderzoeker ‘zingeving en ethiek rond ouder worden en sterven’ Radboudumc Nijmegen en lid van het College van Regenten van Fonds Sluyterman van Loo.